De
voorzieningenrechter bij de Haagse rechtbank heeft op 9 juli
2004 uitspraak gedaan in het kort geding dat de
CG-Raad met andere organisaties en een aantal particulieren
had aangespannen tegen de staat en Transvision B.V. over het
nieuwe vervoerssysteem Valys. De rechter heeft de vordering
van de eisers op alle onderdelen afgewezen.
In de uitgebreide beschouwing die tot de uitspraak heeft
geleid, wordt eerst ingegaan op de feiten:
Het vervoer ten behoeve van gehandicapten was tot 1994
geregeld in de Algemene Arbeidsongeschiktheidsweg (AAW). Op
grond van de in 1994 ingevoerde Wet voorzieningen
gehandicapten (Wvg) heeft de gemeente de plicht zorg te
dragen voor vervoersvoorzieningen voor de in de gemeente
woonachtige gehandicapten. De gemeente heeft bij de
invulling van die zorgplicht beleidsvrijheid. Bepalend is
daarbij dat de gehandicapte in aanvaardbare mate in staat
wordt gesteld deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.
De Wvg voorziet niet in vervoer buiten de directe woon- en
leefomgeving. Naast het gehandicaptenvervoer op grond van de
Wvg bestaan nog enkele vervoersvoorzieningen voor
gehandicapten.
Traxx
Omdat er behoefte was aan - vergoeding van - bovenregionaal
vervoer en bovenregionaal vervoer niet tot de zorgplicht van
de gemeente behoort, is een nieuwe voorziening in het leven
geroepen. Daartoe heeft de Staat in 1999 een overeenkomst
gesloten met vervoersbedrijf Connexxion, dat per 1 juli 1999
het zogenaamde Traxx-vervoer uitvoerde. Uitgangspunt daarbij
was dat gehandicapten met het openbaar vervoer zouden reizen
en dat Connexxion bepaalde welke vervoersvoorzieningen
noodzakelijk waren als mensen met een handicap niet per trein
konden reizen. De overeenkomst met Connexxion heeft - na
verlenging - geduurd tot 1 oktober 2002. Een aanvullende
overeenkomst met Connexxion is op 1 april 2004 geëindigd.
Kosten sterk gestegen
Omdat het gebruik van bovenregionaal vervoer in 2003
aanzienlijk was gestegen en daarmee ook de kosten sterk
waren toegenomen, is een nieuwe regeling voor bovenregionaal
vervoer uitgewerkt. Via een openbare aanbestedingsprocedure
heeft de Staat op 1 april 2004 een overeenkomst gesloten met Transvision. Deze
overeenkomst regelt de voorwaarden op grond waarvan mensen
met een handicap deels voor rekening van de overheid gebruik
kunnen maken van sociaal-recreatief vervoer. Daarbij is
Transvision verplicht een pashouder op diens verzoek te
vervoeren en hulp te organiseren bij het in en uit de taxi
stappen. Om gebruik te kunnen maken van het nieuwe
vervoerssysteem dient men wel over een 'Valyspas' te
beschikken. Een Valyspas is te verkrijgen als men beschikt
over een Wvg-vervoersbeschikking, een rolstoel of
scootmobiel heeft op basis van een Wvg-beschikking, dan wel
over een gehandicaptenparkeerkaart of een
OV-begeleiderskaart beschikt.
Persoonlijk kilometerbudget
Met de Valyspas beschikt iemand met een functiebeperking
over een persoonlijk kilometerbudget (pkb). Voor mensen met
een handicap die van het openbaar vervoer gebruik kunnen
maken is dat budget 450 km. Dat wil zeggen dat zij op
jaarbasis maximaal 450 km met een taxi kunnen reizen tegen
een tarief van zestien eurocent per kilometer. Dit tarief is
gebaseerd op het gemiddeld tarief voor reizen met het
openbaar vervoer. Mensen die op grond van hun handicap
géén gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer krijgen
een persoonlijk kilometerbudget van 900 km. Wie het budget
verbruikt heeft kan nog wel met de taxi reizen, maar de
kosten van vervoer bedragen dan 1,25 euro per km.
Met het nieuwe vervoerssysteem heeft een meerderheid van
de Tweede Kamer ingestemd. Wel zal Valys in december 2004 worden
geëvalueerd. Daarbij zal onder meer een onafhankelijk
onderzoeksbureau bekijken of het systeem goed werkt, of de
kilometerbudgetten knelpunten te zien geven en welke
oplossingen daarvoor mogelijk zijn, maar wel binnen het
huidige systeem.
Geen resultaat in overleg
Omdat nader overleg tussen de eisers en
staatssecretaris Ross van het Ministerie van Welzijn en
Volksgezondheid (VWS) niet tot een gewenst resultaat leidde,
besloten de CG-Raad en andere organisaties en
belanghebbenden een kort geding tegen de Staat aan te
spannen.
Eisers vorderden daarbij allereerst te bepalen dat mensen
met functiebeperkingen zich door Valys kunnen laten
vervoeren over een onbeperkt aantal kilometers per
jaar tegen een tarief van zestien eurocent per
kilometer. Daarbij vorderden zij de Staat op te dragen een
systeem voor bovenregionaal vervoer voor gehandicapten tot
stand te brengen, waarin het gebruik van het systeem niet is
gebonden aan een kilometerbeperking en daarbij ook met de
eisers in overleg te treden teneinde een dergelijk systeem
tot stand te brengen.
Reizen boven limiet onbetaalbaar
De eisers hebben daarbij een flink aantal argumenten
aangevoerd. Zo stellen zij dat het bovenregionaal vervoer
voor gehandicapten met de invoering van Valys binnen het
toegestane budget duurder is geworden dan Traxx omdat 16
eurocent per km. moet worden betaald in plaats van het
tarief van het openbaar vervoer. Zij stellen daarbij dat
gehandicapten, zodra zij het persoonlijk kilometerbudget
hebben opgesoupeerd, helemaal niet meer kunnen reizen omdat
het reizen dan onbetaalbaar is geworden. Dat geldt met name
voor de gehandicapten voor wie reizen met het openbaar
vervoer niet mogelijk is en die evenmin over alternatief
vervoer beschikken. Ook worden bepaalde groepen
gehandicapten voor wie het openbaar vervoer geen optie is en
die ook geen eigen vervoer hebben, van het hogere
kilometerbudget uitgesloten omdat zij bijvoorbeeld over een
gehandicaptenparkeerkaart beschikken.
Assistentie op slechts 107 stations
Eisers voeren voorts
aan dat bij de beoordeling of iemand voor een laag of hoog
kilometerbudget in aanmerking komt alleen wordt gekeken naar
de medisch-ergonomische beperkingen. Als voorbeeld noemen
zij dat er niet wordt gekeken of een man of vrouw met een
functiebeperking wel of niet in de buurt van een station
woont. Daarbij voeren zij aan dat op slecht 107 van de 371
treinstations in Nederland de noodzakelijke assistentie kan
worden gegeven.
Gelijkheidsbeginsel
Zij wijzen op het gelijkheidsbeginsel en
stellen dat op de Staat de verplichting rust chronisch
zieken en gehandicapten in staat te stellen zich op gelijke
condities als ieder ander te verplaatsen, dus ongelimiteerd
en tegen een tarief dat gelijk is aan het tarief van het
openbaar vervoer. Door de invoering van Valys handelt de
Staat, vinden zij, onrechtmatig en in strijd met het
gelijkheidsbeginsel, het recht op de eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer , het recht op het ongestoord genot
van eigendom, alsmede het recht zich vrijelijk te
verplaatsen. De kilometerlimitering is, zeggen zij, naar
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus nietig en
dient buiten toepassing te blijven. De contractuele relatie
tussen de gehandicapten enerzijds en de Staat en Transvision
anderzijds duurt wel voort, maar zonder de nietige, althans
buiten toepassing te blijven kilometerlimitering, zo stellen
de eisers.
Verweer
De Staat en Transvision hebben het volgende verweer
gevoerd: Nadat was gebleken dat in 2003 het bovenregionaal
aanzienlijk was gestegen omdat veel meer gehandicapten dan
voorheen van het Traxx-vervoer gebruik gingen maken in
plaats van te reizen met het openbaar vervoer, moest
een nieuwe regeling worden getroffen teneinde de beschikbare
middelen op een meer doelmatige manier te besteden. In de
nieuwe regeling wordt scherper getoetst of gehandicapten
gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, is een
kilometerbudget vastgesteld en is de prijsstelling
gewijzigd.
Bij de vraag of - en in welke mate - de overheid gehouden
is voorzieningen te treffen om de vervoersproblemen van
gehandicapten te compenseren, wordt in het verweer gesteld
dat uit het gelijkheidsbeginsel of een van de andere
grondrechten, waarop de eisers zich beroepen, niet een zo
verregaande verplichting volgt dat de overheid is
gehouden gehandicapten in gelijke mate in staat te stellen
zich te verplaatsen als niet-gehandicapten. En als uit het
gelijkheidsbeginsel al de positieve verplichting kan worden
afgeleid op grond waarvan de Staat gehouden is voorzieningen
te treffen, dan blijft de Staat in dit geval, volgens het
verweer, binnen de gegeven, aanzienlijke,
beoordelingsruimte. Het betreft hier immers, aldus het
verweer van de Staat, de vaststelling
van prioriteiten bij de aanwending van schaarse collectieve
middelen.
Grens gesteld
Volgens de Staat en Transvision biedt Valys
uitkomst voor het merendeel van de gehandicapten. Er is een
grens gesteld aan het aantal goedkoop te reizen kilometers,
die noodzakelijk is om de beschikbare middelen evenwichtig
te verdelen. Deze grens ligt, zo wordt in het verweer
gesteld, ruim boven het gemiddelde aantal in 2003 door een
pashouder met een taxi gereisde kilometers. Het grootste
aantal kilometers is toebedeeld aan gehandicapten voor wie
taxivervoer noodzakelijk is. Op de Staat rust geen
verplichting verdergaande maatregelen te treffen dan de
voorzieningen die al zijn getroffen. De kilometerlimiet is
gezien alle omstandigheden redelijk en gerechtvaardigd.
Onrechtmatig handelen is derhalve niet aan de orde, aldus het
verweer.
Beoordeling
In de beoordeling wordt allereerst gesteld dat - hoewel
enkele van de eisers (en het gaat hierbij dan om de
organisaties - red.) mogelijk niet ontvankelijk zijn, een
inhoudelijke behandeling van de vordering geboden is omdat
een aantal van de eisers wel ontvankelijk is (de eisers met
een chronische ziekte of met een lichamelijke of
verstandelijke handicap - red.), zodat de vordering van alle eisers
is getoetst.
"Ingrijpende verandering"
Volgens de beoordeling hebben de eisers bij hun vordering
ook een spoedeisend belang. Zij hebben aannemelijk gemaakt
dat gehandicapten, voor wie reizen met het openbaar vervoer
niet mogelijk is, na verbruik van het kilometerbudget in de
praktijk vaak niet langer in staat zijn nog bovenregionaal
te reizen. De rechter is van oordeel dat de sinds april 2004
geldende voorziening voor deze categorie personen een
ingrijpende verandering teweeg heeft gebracht.
Gesteld wordt dat het betoog van de eisers er in de kern
op neer komt dat de Staat jegens gehandicapten en in het
bijzonder jegens de individuele eisers onrechtmatig heeft
gehandeld door ondoordachte en onzorgvuldige besluitvorming,
waardoor het voor een bepaalde groep gehandicapten
onmogelijk is bovenregionaal te reizen zodra het
kilometerbudget is verbruikt. De vraag of de nieuwe regeling
onrechtmatig is jegens de eisers, en met name de individuele
eisers, voor zover zij zich niet ongelimiteerd kunnen
verplaatsen, raakt de kern van het beleid met betrekking tot
de bovenregionale vervoersvoorziening.
In de beoordeling
wordt gesteld dat de Staat een ruime mate van
beleidsvrijheid heeft bij het ontwerpen en uitvoeren van een
algemeen systeem als Valys. Beoordeling vereist een zeer
terughoudende toetsing door de rechter, vooral in een kort
geding, waarin slechts een voorlopig oordeel wordt gegeven.
Daarbij doet zich de situatie voor dat de aan Transvision
gegeven opdracht is voorafgegaan door een openbare
aanbesteding die juist was gericht op de gewraakte opzet. De
gevolgen van een toewijzing van het primaire of het
subsidiaire deel van de vordering zijn daardoor, zo is de
overweging, moeilijk te overzien.
De rechter in kort geding kan de Staat slechts dan
opdragen beleid te wijzigen als dit ten opzichte van de
eisers in kwestie onmiskenbaar onrechtmatig is. Daarvan kan
sprake zijn bij een duidelijke schending van (grond)rechten.
Een effectieve werking van grondrechten vereist dat de
rechten van belanghebbenden in een dergelijk geval ook bij
wijze van voorlopige voorzieningen moeten kunnen worden
gewaarborgd.
"Taxi vaker gebruikt dan nodig"
Afgezien van enkele uitzonderingen, waarin op grond van
de Wvg aanspraak kon worden gemaakt op vergoeding van
bovenregionaal vervoer, was er tot 1999 geen sprake van door
de overheid gefinancierd bovenregionaal vervoer, zo wordt
gesteld. Per 1 juli 1999 is Traxx ingevoerd. De gehandicapte
kon op grond van die regeling tegen ongeveer hetzelfde
tarief als een niet gehandicapte bovenregionaal reizen.
Uitgangspunt daarbij was dat gehandicapten, indien mogelijk,
met het openbaar vervoer zouden reizen. Omdat het contract
met Connexxion op 1 april was afgelopen, werd een nieuwe
regeling in het leven geroepen. Het staat volgens de rechter
vast dat de tot dan geldende regeling heeft geleid tot een
aanzienlijke stijging van de kosten van bovenregionaal
vervoer. Het financiële plafond dreigde in 2004 ruimschoots
te worden overschreden. De belangrijkste oorzaak was dat er
veel meer dan noodzakelijk - immers kennelijk ook door velen
voor wie het openbaar vervoer een reëel alternatief was -
met de taxi is gereisd, zo staat in de beoordeling.
Het persoonlijk kilometerbudget is vastgesteld door het
aantal kilometers dat in totaal van het beschikbare budget
kan worden gereisd te verdelen, waarbij - evenals in de
vorige regeling - onderscheid is gemaakt tussen degenen die
wel met de trein kunnen reizen en degenen die dat niet
kunnen. Het vastgestelde lage kilometerbudget van 450
overtreft het gemiddelde aantal per pashouder in 2003
gereisde kilometers, dat toen 306 bedroeg. Volgens de
beoordeling heeft de Staat voldoende aannemelijk
gemaakt dat Valys, in samenhang met de andere
bestaande vervoersvoorzieningen, voorziet in de behoefte van
het merendeel van de de betrokken personen.
Ten aanzien van de grondrechten, waarop de eisers zich
hebben beroepen wordt gesteld dat geen van deze grondrechten
betrekking heeft op hetgeen aan de orde is. Naar voorlopig
oordeel kan niet met de daarvoor vereiste stelligheid worden
gezegd, aldus de beschouwing, dat uit de door eisers
aangehaalde verdragsrechtelijke en grondrechtelijke
bepalingen voortvloeit dat gehandicapten in alle gevallen in
staat moeten worden gesteld om, vergeleken met niet-gehandicapten, geen andere beperkingen bij het
bovenregionaal reizen te ondervinden dan rechtstreeks uit
hun handicap voortvloeit. Een regeling - met bijvoorbeeld
een maximering - lijkt op zichzelf geoorloofd.
In dit kort geding is echter wel de vraag aan de orde of
de getroffen voorziening met de absolute maxima van 450
respectievelijk 900 km in het persoonlijk kilometerbudget
voor degenen die wel of niet met het openbaar vervoer kunnen
reizen, in voldoende mate recht doet aan de opdracht die de
Grondwet en verdragen de Staat opleggen, zo wordt gesteld.
De tot 1 april 2004 geldende regeling had volgens de
beoordeling kennelijk als gebrek dat de grens tussen
wel of niet met het openbaar vervoer te kunnen reizen niet
goed viel te bewaken. Het lijkt erop dat de staatssecretaris
het hoge kilometerbudget op niet meer dan tweemaal het lage
persoonlijke budget heeft vastgesteld om het gevaar van
onbeheersbare overschrijding van de uitgaven door praktische
problemen bij de bewaking van die grens in de hand te kunnen
houden. Gesteld wordt dan dat het hoogst twijfelachtig is of
de Staat bij de gemaakte keuzes is gebleven binnen de
bandbreedte, de margin of appreciation, van de vrijheid die
hem bij zijn mogelijkheid tot regulering toekomt.
"Onredelijk hard"
De rechter
vindt hier zelfs dat de nieuwe voorziening in concrete
gevallen, waaronder die van de eisers die als privé-persoon
optreden, onredelijk hard uitpakt. Dit is ook het geval als
reizen voor vrijwilligersorganisaties buiten beschouwing
blijven, in de lijn van de rechtspraak van de Centrale Raad
van Beroep, die heeft uitgemaakt dat de daaraan verbonden
kosten in redelijkheid ten laste van die organisaties dienen
te blijven. Ook dan kan volgens deze beschouwing niet
staande worden gehouden dat de limieten in elk individueel
geval voldoende beantwoorden aan de rechten op gelijke
behandeling, bewegingsvrijheid en een privé- en gezinsleven
die eisers voor zichzelf of de bij hen aangesloten personen
hebben ingeroepen. Elk van die grondrechten lijkt te worden
geschonden, zo is het oordeel, als de mogelijkheid om de in
het maatschappelijke of familiale verkeer normale sociale
contacten zo wordt beperkt, als bij onverkorte toepassing van
de nieuwe regeling in bepaalde gevallen geschiedt. Dit
betekent dat in het midden kan blijven of er ook sprake is
van schending van andere rechten waarop eisers zich
beroepen.
Grondrechten mogelijk geschonden
De rechter oordeelt echter dat deze vermoedelijke
strijdigheid met grond- en verdragsrechten, mede gelet op
hetgeen hierover eerder werd opgemerkt, echter niet
rechtvaardigt dat de primaire
vordering wordt toegewezen. De rechter is van oordeel dat de
gevolgen van toewijzing onvoldoende zijn te overzien. Het
openbreken van het contract met Transvision leidt naar het
oordeel van de rechter, tot een ongewisse situatie, waarin
ook de rechten van derden - zoals andere inschrijvers bij de
aanbesteding - in het geding komen. Daar komt volgens de
rechter bij dat niet slechts één oplossing denkbaar is
voor het ongedaan maken van de hierboven geschetste
onevenredigheid in concrete gevallen. Dit gegeven het feit
dat - zoals eerder gesteld, een onbeperkte mogelijkheid om
tegen openbaar vervoertarief per taxi te reizen, niet uit de
grondrechten in kwestie lijkt voort te vloeien. Het is, zo
wordt in de uitspraak gesteld, niet aan de burgerlijke
rechter om daarin keuzes te maken, vooral niet nu de
(neven)effecten van de diverse mogelijkheden moeilijk te
voorspellen zijn. De primaire vordering wordt op deze grond
afgewezen en naar het oordeel van de rechter geldt voor de
subsidiaire vordering hetzelfde.
Mogelijke aanpassing na evaluatie
De rechter merkt daarbij op dat ervan kan worden
uitgegaan dat de Staat zich aan zijn toezegging houdt dat
aan het eind van dit jaar een evaluatie van het Valys-systeem
zal plaatshebben en dat voor de gebleken punten van aandacht
en zorg - waar mogelijk - een aanpassing in de
regeling zal plaatshebben.
De vordering van eisers tegen de Staat is in alle
onderdelen afgewezen. Daar het standpunt van de Staat echter
niet wordt gevolgd op een wezenlijk onderdeel van de nieuwe
regeling, namelijk de introductie van limieten voor alle
gevallen, ongeacht de bijzondere omstandigheden van de
betrokkenen, is ook de Staat als een (ten dele) in het
omgelijk gestelde partij te beschouwen. Dit rechtvaardigt de
beslissing dat in de zaak tussen deze partijen elk de eigen
proceskosten draagt. Uit de afwijzing van de vordering tegen
de Staat volgt dat ook de vordering tegen Transvision
niet kan slagen.
Vordering afgewezen
De voorzieningenrechter heeft derhalve de vordering in
alle onderdelen afgewezen. Daarbij is bepaald dat in het
geding tussen eisers en de Staat ieder de eigen kosten
draagt.
In het geschil tussen de eisers en Transvision
werden de eisers, als de in het ongelijk gestelde partij,
veroordeeld in de kosten van het geding tegen deze gedaagde.
|