"Het kabinet heeft het thema 'meedoen' heel
hoog op de agenda staan en goed toegankelijk openbaar
vervoer voor iedereen is daarbij een belangrijke voorwaarde."
Dat staat in de toespraak van de directeur Marktontwikkeling en decentraal
vervoer, Pex Langenberg voor het symposium Toegankelijkheid
Openbaar Vervoer, dat onlangs in Utrecht werd gehouden.
Langenberg deed zijn uitspraken namens de minister van
Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, die het symposium niet
kon bezoeken omdat haar aanwezigheid in de Kamer was
vereist.
In deze rede die ons op verzoek werd
toegezonden - de uitnodiging voor het symposium kwam te laat
binnen om de bijeenkomst nog te kunnen bezoeken - wordt gesteld dat het percentage mensen met een functiebeperking in
de toekomst alleen maar omhoog gaat door de grijze golf die op ons af
komt. Binnen een paar jaar zal eenderde van de
Nederlanders ouder dan zestig jaar zijn. Daarom, aldus
Langenberg in zijn toespraak, zet Verkeer en Waterstaat stevig in
op openbaar vervoer dat ook echt openbaar en dus voor
iedereen is.
"Maatwerk"
In 2010 moet het busvervoer voor
iedereen toegankelijk zijn en 2030 is het streefjaar voor de trein. Het
uitgangspunt is dat mensen met een handicap dezelfde
bestemmingen moeten kunnen bereiken als mensen zonder
handicap. Daartoe horen volgens Verkeer en Waterstaat in elk
geval belangrijke voorzieningen zoals winkelcentra,
ziekenhuizen en knooppunten van het Openbaar Vervoer. Namens
Peijs stelt Langenberg echter dat de diversiteit aan beperkingen vraagt om
een diversiteit aan maatregelen. "Kortom, maatwerk! Van
grotere letters op borden tot gelijkvloerse ingangen van
tram en trein".
Uit de tekst lichten we vervolgens nog een aantal concrete
feiten.
De verwachting is dat in 2010 bijna honderd procent van
de bussen toegankelijk is en toegankelijk betekent dan een
lage vloer met een knielinrichting of een uitschuifbare
oprijplaat. In datzelfde jaar voldoen de bussen dan voor 85
procent aan de normen van de Europese Unie door extra
rolstoelruimte, borden met kleurcontrasten voor
slechtzienden en een deurbediening op de goede hoogte.
Langenberg stelt in zijn toespraak tevens dat het onmogelijk is
om alle 360 stations en 57.000 haltes aan te passen aan alle
functiebeperkingen. Het is te duur. Per regio moet daarom
worden afgewogen hoe mensen met functiebeperkingen het
beste kunnen worden gediend. Volgens Peijs zal
dat vaak een combinatie zijn tussen toegankelijk openbaar
vervoer en op maat gesneden oplossingen, zoals collectief
vervoer in busjes en persoonlijke taxibudgetten.
Hoogte perrons gemeten
Toegankelijkheid is niet alleen een taak van de Overheid.
Ook vervoerders dragen hun steentje bij. In de brief
van de minister aan de Tweede Kamer staan de verbeterplannen
van NS en ProRail. Daar is inmiddels in kaart gebracht
hoeveel werk er nog aan de winkel is en is
ook met de werkzaamheden gestart. Langenberg vertelt dat in
enkele weken tijd de
hoogtes van alle perrons in Nederland inmiddels zijn opgemeten. Alle 360
stations aanpakken is geen haalbare kaart, maar wel worden
de 220 drukste onder handen genomen. Uitgangspunt van alle
maatregelen is dat mensen met een handicap dezelfde
bestemmingen moeten kunnen bereiken als mensen zonder functiebeperkingen.
Functiebeperkingen, aldus Langenberg in zijn rede, is een
containerbegrip waaronder een breed scala aan handicaps
valt. Een blinde heeft heel andere aanpassingen nodig dan
een rolstoelgebruiker. Deze diversiteit aan beperkingen
vraagt om een diversiteit aan maatregelen. Kortom,
maatwerk.
Handboek
Langenberg nam namens minister Peijs deze middag de
eerste drie delen van het Handboek Toegankelijkheid
Collectief Personenvervoer in ontvangst, die inmiddels zijn
verschenen. Het Handboek bestaat uit zeven delen en wordt
samengesteld door CROW in opdracht van het Ministerie van
Verkeer en Waterstaat.
CROW is het kennisplatform voor infrastructuur, verkeer
en vervoer en openbare ruimte. Naast een overkoepelende
werkgroep heeft CROW werkgroepen ingesteld, waarin met zowel
vertegenwoordigers van belangrijke organisaties als met
ervaringsdeskundigen wordt samengewerkt.
Het handboek bevat richtlijnen
voor de toegankelijkheid van personenvervoer. In het
handboek staan wettelijke regels en technische
aanbevelingen.
Het handboek bestaat uit zeven delen, waarvan op het
symposium de eerste drie delen werden gepresenteerd en wel de delen
'Uitgangspunten', 'Taxi's' en 'Bussen'. Het vijfde en zesde
deel 'Looproutes' en 'Reis- en route-informatie' verschijnen
ook nog dit jaar en het vierde deel 'Railvervoer' begin
2006. Het zevende en laatste deel 'Additionele
voorzieningen' is nog in een beginfase.
Bestuurlijke afspraken
In zijn toespraak gaat Langenberg tenslotte in op de
vraag of de minister bereid is de aanbevelingen uit het boek
een wettelijke status te geven. Langenberg stelt in zijn
toespraak duidelijk:
"dat is de minister niet van plan en wel om de
volgende redenen: minder regels en decentralisatie staan
hoog op de politieke agenda. Nieuwe regels van het
Rijk passen niet bij deze uitgangspunten. Verkeer en
Waterstaat ziet daarom meer heil in bestuurlijke afspraken.
"Zo willen we bijvoorbeeld met gemeenten afspreken om haltes
die een reguliere onderhoudsbeurt krijgen, meteen
toegankelijk te maken", aldus de directeur Marketing en
decentraal vervoer. Langenberg zegt voorts dat het handboek zal worden gebruikt om op nog veel meer
punten afspraken te maken. "We gaan als Verkeer en
Waterstaat ook kijken of de rechten van mensen met een
functiebeperking zoveel mogelijk kunnen worden
verankerd in de Wet Gelijke Behandeling", zo besluit de
tekst van de toespraak van de directeur Marktontwikkeling en decentraal vervoer.
Van het symposium zal nog een verslag verschijnen waaraan
De Webweg aandacht zal geven mocht daar voor
wijzigingen/aanvullingen aanleiding toe zijn.
|